Dandy tegen wil & dank

Dandy tegen wil & Dank ★★★★☆
door Joost Pollmann in de Volkskrant (zaterdag 8 maart 2014)

zonder-filter-volkskrant

Wie een reus wil zijn, moet op de schouders van zijn voorgangers gaan staan. James Joyce nam Homerus en Shakespeare als steunpilaren, Geerten Meijsing beklom Plato en de Dubliner (via Joyce & Co) en het wachten is op een moedige jongeling die de Erwin-trilogie weer als springplank voor zijn oeuvre neemt. Intussen worden de schouders van Joyce bezet door een kunstenaar uit onvermoede hoek: Robert van Raffe (1982), stripmaker, student filosofie en zelfverklaarde dandy. Nu ja, dandy tegen wil en dank. In zijn vorige week verschenen grafische roman ‘Zonder Filter’ tekende hij de volgende scène: Raffe loopt op straat, gekleed in een jasje met das. Hij komt studievrienden tegen: “Hey Raffe! Wat zie jij er netjes uit! Verjaardag? Bruiloft? Begrafenis?” “Nee,” zet Raffe beschroomd, “ik wil een beetje dandy worden. Bij wijze van image.” Het blijft even stil, daarna barsten de vrienden in hoongelach uit.

Dat ‘beetje dandy’ is in werkelijkheid heel veel dandy, want aan de Willem de Kooning Academie studeerde Raffe op dit thema af met een vuistdikke scriptie en later publiceerde hij het geschilderde beeldverhaal A conversation piece, dat een gesprek weergeeft tussen Oscar Wilde en James Whistler. Zijn flirts met literatuur & pose verzamelt hij op de blog Dandyraffe.nl.

In ‘Zonder Filter’ doet de tekenaar uit de doeken hoe het zo gekomen is. Als jonge student, onder invloed van alcohol (de Chianti stroomt rijkelijk) en liefdesverdriet (hij doopt haar Penelope), besluit de met een identiteitscrisis kampende Raffe voortaan als dandy door het leven te gaan. Hij moet nog wel even in zijn Prisma-woordenboek opzoeken wat het ook alweer betekent: modegek! Daar heeft hij niets mee, maar met associaties richting Baudelaire, Camus en Homerus des te meer. Vrij naar ‘Ulysses’ dragen de hoofdstukken in ‘Zonder filter’ namen als Scylla & Charybdis, Narkissos en Laistrygonen, en als een Leopold Bloom schuimt Raffe de straten af op zoek naar zingeving en afleiding. Dat het hem naast alle studentikoze arrogantie wel degelijk ernst is met de kunst, moge blijken uit de allerlaatste bladzijde, waar hij terugkeert naar de tekentafel en via het oog van God – dat hem eerder aanstaarde door het gat in het dak van het Pantheon – tot zelfinzicht komt: het geklets vervliegt, het werk beklijft.

Wat zijn tekenstijl betreft staat Raffe op nog iemands schouders, die van de Vlaamse tekenaar Olivier Schrauwen, bekend van onder meer ‘De man die zijn baard liet groeien’. Net als Schrauwen is Raffe nogal excentriek in zijn lijnvoering en inkleuringen, wat het boek veel vrijheid geeft. Een sfeer van ruimdenkendheid. Hoe kan het ook anders: wie flirt met de romantische decadentie, kan niet benepen tekenen.